De schilder/beeldhouwer “Tinus” zag op 17 juli 1935 in Zwolle, als Etienne Klinkert, het levenslicht.
Op zeer jeugdige leeftijd bleek zijn interesse en aanleg voor tekenen.
Deze artistieke genen kreeg hij mee van moederszijde.
Op aanraden van de beeldhouwer Titus Leeser is hij als elfjarige lessen gaan volgen bij de Staphorster schilderes Stien Eelsingh. Vanaf zijn veertiende kreeg Tinus daarnaast boetseerles van de beeldhouwster Bé Thoden van Velzen.
Hoewel in 1953 geslaagd voor het toelatingsexamen voor de schildersklas besloot Tinus alsnog om grafische vormgeving te gaan studeren aan de Rotterdamse academie. Tijdens het derde jaar is hij overgestapt naar de minder aan één richting gebonden academie “Kunstoefening” te Arnhem. Daar volgde Tinus lessen bij de schilders Valk, Teulings en Peeters.
Eind vijftiger jaren was het vanzelfsprekend om naast het vrije kunstenaarschap ander betaald werk te verrichten. Tinus ging in 1957 werken als illustrator en ontwerper bij een Amsterdams reclamebureau. Daarnaast volgde hij in 1957 schilderlessen op de Rijksacademie bij professor Wiegers op de Rijksacademie.
Onderbroken door militaire dienst en een periode als tekenleraar heeft Tinus tot zijn veertigste, zowel nationaal als internationaal als ontwerper/artdirector gewerkt.
In 1975 vroeg het Astma Fonds hem om daar de publiciteit en de fondsenwerving gestalte te geven en te gaan leiden.
Tinus heeft nooit spijt gehad van zijn keuzes. Zijn werkzaamheden in de reclamewereld en later bij het Astma Fonds heeft hij met passie en toewijding beoefend. De waardering voor zijn werk, in het bijzonder op het gebied van posters, voorlichtingfilms en het ontwerp voor een huisstijl, bleek uit het winnen van diverse nationale en internationale prijzen
Dit had tot gevolg dat Tinus het schilderen en beeldhouwen ging verwaarlozen. Pas na zijn pensionering is hij zich weer daarop gaan concentreren.
Afhankelijk van zijn stemmingen hebben zijn schilderijen meestal een thematisch onderwerp als uitgangspunt. Soms grijpt hij echter terug op een basaal onderwerp zoals een figuratieve compositie van bloemen. Zijn abstractere werk betstaat uit spetterende kleursegmenten en opgesloten binnen een kader. De dubbele bodem in zijn werk is dat deze segmenten toch willen ontsnappen uit deze kaders. Zijn schilderwijze is een afwisseling van harde felle kleuren overgaande in overvloeiende zachte tinten. Juist deze afwisselingen, zoals zijn kleurgebruik en het ordenen van de dingen maken zijn werk boeiend. Onbedoeld speelt daarbij zijn nabije omgeving, de bloemrijke tuin van zijn vrouw en de Flevopolder een grote rol.
Hoewel zijn schilderijen volledig anders zijn, voelt Tinus zich het meest zielsverwant met de schilders Hundertwasser, Klimt en Klee. Vooral het spelen met kleur en goudverf, zoals bij Klimt inspireert hem tot eigentijdse experimenten.
Tinus kiest voor een ambachtelijke disciplinaire benadering van het platte vlak. Afgekeken van een Mondriaan en zijn oud-leermeester Valk.
Een andere discipline, die Tinus beoefent is het beeldhouwen.
Ondanks het volgen van beeldhouwlessen beschouwt hij zichzelf echter als autodidact in dit metier.
Hoewel een vaardige werker met klei en was, houdt hij niet van boetseren.
Wel boeit hem het rechtstreeks hakken in diverse steensoorten. Beeldhouwen is, in tegenstelling tot het schilderen, voor hem een spontane bezigheid. Hij ervaart dit als een bevrijdend impulsief omgaan met een weerbarstige materie. Als bron voor zijn beelden laat Tinus zich inspireren door het vrouwelijk naakt. Dit geldt ook bij zijn creaties van nieuwe onbestaande abstracties. Ook bij deze abstracties komen steeds weer de vrouwelijke ronde elementen terug.
Zijn vroegere en eerdere werk, kenmerkt zich door een sterk figuratieve inslag. Pas in de zestiger jaren wordt zijn vrije werk abstracter. Eerst met een bijna mathematische opzet van grafische elementen. Later met meer uitgebalanceerde vrijere abstracte vormen.
Veel van dit vroegere werk is ondergebracht in particuliere verzamelingen.
Pas na 2000 geeft Tinus zichzelf weer de ruimte om via een stel bloemenstudies en het zesluik “terugtrekkend water” het creatieve ambacht terug te vinden.
K